In de psychologie van Jung worden archetypen omschreven als onbewuste, universele ideeënpatronen. Het zijn mythische personages die in het collectieve onbewuste van alle mensen herkend worden en fundamentele menselijke motieven representeren. Vergelijkbaar met hoe een held en boze stiefmoeder in een sprookje altijd herkend worden met hun typische gedragspatronen en eigenschappen.
In de originele typenpsychologie van Jung wordt uitgegaan van vier bewustzijnsfuncties: Thinking (denken), Feeling (voelen), Sensing (gewaarworden) en iNtuition (intuïtie). Ze geven aan op welke wijze we ons met ons bewustzijn in de wereld oriënteren en hoe we de wereld bekijken. Deze vier functies worden gecombineerd met de twee fundamentele houdingen, die aangeven hoe we ons bewustzijn instellen op en aanpassen aan de buitenwereld. Deze laatste geeft de indeling extraversie en introversie. Door combinatie van deze vier functies en twee fundamentele houdingen ontstaan dan in totaal acht mogelijke persoonlijkheidstypen.